Sinds ik in de uitvaart werk, praten we tijdens het avondeten regelmatig over de dood. Niet omdat ik dat zo graag wil, maar omdat mijn kinderen het een fascinerend en mysterieus beroep vinden.
Vaak beginnen die gesprekken over iets heel anders. Een gebeurtenis in het nieuws of iets dat ze op school hebben gehoord. Deze keer begon het met orgaandonatie; mijn dochter liet zich al eens registreren, maar wat gaat mijn zoon doen? Van orgaandonatie naar uitvaart is niet zo’n grote stap, dus het ging als snel over kisten.
Mijn zoon wil graag in een ananaskist. Dat had hij op internet gevonden - waar een puber al niet op googelt... Maar hij begreep zelf ook wel dat dit een beetje lastig werd, want een ananaskist moet waarschijnlijk van heel ver komen. Ik beloofde hem een ananas mee te geven in de kist als het zover was. Daar kon hij mee leven.
Mijn dochter was benieuwd hoe ik haar zou kleden als ze “nu zou overlijden”. Mijn keuze kon haar goedkeuring wegdragen en uiteraard volgde de onvermijdelijke vraag: “Mam, wat zou jij aan willen als je wordt begraven? In mijn enthousiasme zei ik: “mijn trouwjurk”. Dat vonden ze raar.
Maar zo gek is dat niet. Het is een jurk die ik zorgvuldig uitzocht en die bovendien een vermogen heeft gekost. Alleen wordt de sleep wel een probleem, die moet er dan maar af.
Het leuke van dit soort gesprekken is dat je ze ook altijd weer iets mee kunt geven. Iets dat nu niet meer zo vanzelfsprekend is bijvoorbeeld: vroeger spaarden de meisjes voor hun uitzet, waaronder linnengoed. Daar was ook altijd een doodshemd bij. Tot het moment van overlijden lag het vele jaren te wachten in de linnenkast. Toch waren er ook streken waar het hemd één keer eerder gedragen werd: in de huwelijksnacht. Dus eigenlijk zat ik zo gek nog niet met mijn trouwjurk...